Pakhuis Geloof
De pakhuizen Geloof en Herinnering (Veerdijk 57 en 59) zijn gemeentelijke monumenten in Wormer, Noord-Holland. Gebouwd in 1918, weerspiegelen ze de bloeiende industrie van de Zaanstreek, destijds een belangrijk centrum voor de opslag van granen en specerijen.
Met hun monumentale status zijn ze nu waardevolle getuigen van de historische en architectonische rijkdom van de regio. Hoewel ze tegenwoordig vaak zijn omgebouwd tot woningen of andere functies, blijven ze een essentieel onderdeel van het industrieel erfgoed. Hun namen, “Geloof” en “Herinnering,” symboliseren de waarden die in die tijd aan gebouwen werden toegekend.
De N.V. Prins Oliezaadpakhuis “Geloof” liet na de brand van 30 juni 1917 een enorme kap verwoesten. Direct na de brand werd herbouwd door aannemingsbedrijf Gebroeders Groot uit Wormerveer.
Hoewel de bakstenen buiten…
De pakhuizen Geloof en Herinnering (Veerdijk 57 en 59) zijn gemeentelijke monumenten in Wormer, Noord-Holland. Gebouwd in 1918, weerspiegelen ze de bloeiende industrie van de Zaanstreek, destijds een belangrijk centrum voor de opslag van granen en specerijen.
Met hun monumentale status zijn ze nu waardevolle getuigen van de historische en architectonische rijkdom van de regio. Hoewel ze tegenwoordig vaak zijn omgebouwd tot woningen of andere functies, blijven ze een essentieel onderdeel van het industrieel erfgoed. Hun namen, “Geloof” en “Herinnering,” symboliseren de waarden die in die tijd aan gebouwen werden toegekend.
De N.V. Prins Oliezaadpakhuis “Geloof” liet na de brand van 30 juni 1917 een enorme kap verwoesten. Direct na de brand werd herbouwd door aannemingsbedrijf Gebroeders Groot uit Wormerveer.
Hoewel de bakstenen buitengevels anders doen vermoeden, heeft het pand een skelet van gewapend beton, typerend voor de latere fabrieksbouw. Het pakhuis meet 42 meter lang en 12 meter breed en heeft een hoogte van 23,5 meter en een goothoogte van 18,5 meter.
Het grondplan van 14 bij 42 meter heeft een patroon van betonnen kolommen in kruisverband met snijvoegen, verdraag zijn dragconstructie bewaard gebleven. De bovenvloerplaten rusten op betonnen balken, waardoor de begane grond werd benut voor opslag van veevoeder, terwijl de bovenverdieping dienstdeed als opslag van zaad.
Tot 1971 was benedenverdieping bestemd voor opslag, terwijl de bovenvloerplaten dienden voor de opslag van zaad.
Afbeelding- Jessica van Netbrug